Mevrouw van de Elzen’  Een dierbare jeugdherinnering vertaald in een lied.

Hierbij het hele Verhaal,
de Songtekst, en  de Clip.

Het Verhaal

Rond 1965 kwamen wij in het Brabantse Uden te wonen.

Uden 1965 volgens mij de Kapelstraat.

Mijn ouders waren Amsterdammers alhoewel mijn moeder ook geboren was in het Brabantse land namelijk in Oss. Maar goed, haar verdere jonge leven speelde zich  net als dat van mijn vader Johan Lodewijk, in de volksmond Loek, in Amsterdam Oost af en wel in de Watergraafsmeer.

Loek en Greet Schimscheimer (Bieringa) mijn ouders bij hun huwelijk op 6 Mei 1959.

‘Waar je werk is moet je gaan’ was een van de motto’s van mijn pragmatische en wat dat betreft nuchtere plichtsgetrouwe vader. Zo kwam het dus dat hij via zijn werk, hij werkte voor Pakhoed, bedrijfsleider werd in een nieuwe vestiging van het veel omvattende bedrijf in het zuiden des lands. Jawel in Oss, daar waar dus mijn moeder op 20 November 1931 geboren was.

Onze flat in Oss

Ik moet toen een jaar of 4 a 5 zijn geweest en herinner me er niet veel van, van ons leven in Oss.
Wel dat we in een eenvoudige flat woonden waar volgens mij een huiselijke tevredenheid hing. Een bijzonder iets weet ik me nog wel te herinneren;
Tegenover onze flat op de hoek van de Wilgenstraat stond een groot huis met een enorme garage/opslagruimte.
En daar maakte ik als kind kennis met een heel andere wereld dan ik thuis gewend was, wat op mij een enorme aantrekkingskracht had. Het onbekende…In dat huis woonden namelijk mensen die allemaal de meest uiteenlopende spullen verzamelden en die opsloegen/uitstalden in die grote opslagruimte.
Dat kon echt van alles zijn. En voor een kind was dat natuurlijk een walhalla; allerlei fauteuils, exotische vogelkooitjes, klokken, kleden, bizarre kleding,
Staande schemerlampen, schilderijen van taferelen die ik nog nooit gezien had Ja zelfs een papegaai en parkieten. Kortom het geheel had op mij een enorme aantrekkingskracht. Daar kwam nog bij dat die mensen in mijn ogen een soort zigeuners er heel andere
Normen en waarden op na hielden. Ook dat was reuze spannend, a lles was anders dan het ‘keurige’ bij ons thuis.
Ik herinner me bijvoorbeeld dat ze op hun eettafel al het broodbeleg wat ze hadden gewoon op een dienblad de hele dag op tafel lieten staan. Dat vond ik een pracht idee! Ik naar de overkant naar mijn moeder; ‘Mam dat moeten we ook doen, dan hoef je niet iedere keer alles op te ruimen enz’ Nou ja daar kwam natuurlijk niks van in maar als kind vond ik dit een gemiste kans.

Een eigen huis in Uden

Mijn vader klom dus hoger op op de maatschappelijke ladder en dat betekende dat hij een eigen huis kon kopen voor het jonge gezin dat nu inmiddels uit vijf personen bestond. Vader, moeder en hun 3 zonen Edwin, Marcel en Bob waarvan ik de oudste ben.

Edwin (Amsterdam 1960) Marcel (Rotterdam 1963) Bob (Oss 1965)

In de niet ver afgelegen plaats Uden werd er een huis gekocht in een nieuwbouw project.
Wat de precieze reden voor die keuze is geweest weet ik niet feit was wel dat er in deze groeigemeente meer Amsterdammers kwamen wonen waaruit later ook bijzondere vriendschappen zijn voortgekomen zoals bijv. met de familie de Boer, de familie Somers en de familie Leenders.

‘Tante’ Lies en ‘Ome’ Herman Leenders die ook vanuit Amsterdam in Uden kwamen wonen.

Overigens was dit Uden toen gewoon nog ‘Uje’. Waar je in die tijd bijna een bezienswaardigheid was als je van boven de rivieren kwam. Dus zo rond 1965 woonden wij dus ineens in dit katholieke dorp in de Geren nr. 11 zo’n beetje achter de President Kennedylaan. Ik was een jaar of 5 a 6 en kwam in de eerste klas van de Paulus school terecht.

En tegenover de Paulus school had je natuurlijk de Pauluskerk.

En het duurde ook niet lang of ik werd zoals veel jongens van die leeftijd op een gegeven moment misdienaar.
Dat was echt niet een heel overwogen keuze of zoiets. Nee dat was min of meer de gemiddelde gang die alle jongens in die tijd maakten maakten. Het had ook vele voordelen zoals een dagje naar de Efteling.


En een vaste opstelling in het misdienaars elftal. Het waren eigenlijk allemaal een soort rituelen die het leven hun vanzelfsprekende kader gaven inclusief de onvergetelijke koffietafels bij de familie Somers, die bij ons op de hoek van de straat woonden na de traditionele kerstmis. (Ik herinner me dat we toen ook nog arm in arm door de krakende sneeuw naar de kerk liepen)
Over het geloof valt veel te zeggen maar ik denk dat e.e.a  voor ons gezin vooral een sociaal kader betekende. Je trof daar in de Pauluskerk op zondagochtend om half twaalf de mensen uit je buurt waarvan je de volwassenen ook steevast Oom en Tante noemde.
In die kerk gebeurde van alles: mama verzorgde er iedere week samen met ‘tante’ Janny Diks de bloemen en later gingen ik en mijn broers Marcel en Bob  muziek maken in de kerk, ik leidde daar mijn eerste koortje en zette eigen programma’s in elkaar.

Edwin samen met o.a Ellen Schaepman, Nora Huiskens en Ton Hendriks.

Het samenzijn, de verbinding, het vanzelfsprekende en de geborgenheid zijn voor mij de kernwoorden voor wat die tijd betreft.

Mijn eerste Schoolvriendje

In de tweede klas van de Paulus school ontstond een soort van eerste vriendschap. Zo als in Oss mij het zigeunergezin aantrok was het hier het uitgesproken Brabantse jongetje Arie.

Arie van den Elzen

Arie was de middelste van drie broers uit een stukadoors gezin. Ook zij hadden thuis allerlei dingen die bij ons thuis volledig vreemd waren; ze hadden een groot terrein rondom hun huis met versleten pallets, een Ford transit die onder de specie zat, witte besmeurde overals, grote plastic kuipen met stukadoors spullen en er liepen stoere rokende mannen rond die ook nog eens woorden uitkraamden waarvan ik nog nooit gehoord had en waarvan ik ter plekke rooie oortjes kreeg.
Ze kochten huishoud apparaten bij de Makro bijv. Een heuse stereo installatie en een kleuren TV. De jongens kregen traktement (zakgeld) en ze hadden een pony; Adamo.Sindsdien heet iedere pony die ik in mijn leven ben tegen gekomen Adamo.
Hun oom Martien uit het nog veel kleinere nabij gelegen dorp Volkel en die consequent een vaalblauwe stofjas aan had had nog veel meer pony’s waarmee hij naar mijn moeder in onze keurige straat kwam en waarop wij een ritje mochten maken. Ik herinner me dat de hele straat daarvoor uit liep. Kortom opnieuw voor mij een totaal nieuwe wereld met een enorme aantrekkingskracht. Weer het onbekende en het compleet andere dan bij ons. De spil van het gezin van Arie was zijn moeder Mevrouw van de Elzen.

Mevrouw van de Elzen

Optreden

Als ik optreed met mijn liedjes vertel ik het uiteraard geromantiseerde verhaal
Dat op de Paulus school werd verteld over Jezus en Maria en dat ik daar als kind moeilijk een voorstelling van kon maken tot het moment dat ik mevrouw van de Elzen onder ogen kwam; ‘Oh dat is Maria, nu snap ik het!’
Zo’n lieve mevrouw die voor iedereen klaar staat, waar je welkom bent en voor wie niets te veel is met altijd een luisterend oor. Ik herinner mij dat ze me Twin noemde en altijd een beetje om me moest lachen waarschijnlijk vanwege mijn speelsheid en enthousiasme.
In de keuken aten we tussen de middag witte ‘mik’, van dat super verse nog een beetje warme witbrood met pure hagelslag of Mevrouw van de Elzen maakte ‘petossi’ een soort heerlijk zoete appel stampot. Later begreep ik dat dat een typisch Brabants gerecht was.

Zaterdagsmiddags speelden we achter hun huis buiten in de sloot aan de treinrails die niet meer in gebruik was en bij slecht weer ‘winkeltje’ in hun grote speelkamer. Heerlijk vond ik dat met al die kleine doosjes rommelen die allerlei produkten uit die tijd verbeelden terwijl uit hun ‘Makro stereo installatie Adamo klonk maar dan de Belgische zanger met zijn hit ‘Vous permettez, monsieur?’. Het klonk een beetje alsof hij met een hete aardappel in zijn mond zong.

Tot op een gegeven moment ik geloof dat het twee uur s’middags was dat de jongens de auto’s moesten wassen behalve de Ford Transit die was zo smerig die kreeg je nooit meer schoon. Waarvoor ze dan weer hun wekelijkse traktement, hun zakgeld kregen.
Daarna werden ze alle drie in bad gestopt waarna het tijd was voor Mevrouw van de Elzen om haar kroost in hun frisse pyjama’s en hun haartjes gekamd voor de mooiste uitvinding van het decennium te plaatsen: de TV. Het was Swiebertje, Floris of Pipo de Clown waar we ons als kinderen aan vergaapten.

Pipo de Clown

Daarna moesten de vriendjes naar huis. Iedere zaterdag had precies ditzelfde vaste patroon.

Het liedje

Vele jaren later kwamen al die herinneringen weer terug en heb ik deze gebundeld in het liedje ‘Mevrouw van de Elzen’ wat dus niet alleen een liedje over haar is maar tevens een sfeertekening van die in ieder geval voor mij veilige en mooie Brabantse kinderjaren in de tweede helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw.

Op Visite

Ja kort voor haar overlijden, ze was inmiddels in de tachtig, ben ik met mijn jeugdvriendje Arie met wie ik inmiddels via FB weer contact had gekregen bij haar op bezoek geweest in een bejaardentehuis in Volkel.
Ik was gespannen om haar weer te ontmoeten. ‘Ja ze had het liedje gehoord wat ze heel mooi vond’
Eenmaal daar op haar kleine kamertje wist ze mij echter niet of nauwelijks meer te herinneren.
Dat was natuurlijk een tikkie lastig. Wel wou ze samen met stiekem een sigaretje roken, was ze net zo hartelijk als vroeger en gaf ze mij als cadeau een eigen gemaakt lief schilderijtje mee wat nu hier in huis hangt als stille getuige van een dierbare herinnering.

Met Arie heb ik tot op de dag van vandaag gelukkig nog prima contact!

Mevrouw van de Elzen
tekst & muziek: Edwin Schimscheimer

Ze komt vast niet in een geschiedenisboek, of nog ooit op de TV
Ze is een ‘meiske’ van het platteland en daar doet ze het mee.
Na een veel te lange dag op school staat zei met haar glimlach klaar
vreemd dat ik er nu ineens aan denken moet, en dat na meer dan veertig jaar.

Mevrouw van de Elzen zitten de jongens al in bad?
Hebben ze hun huiswerk gemaakt hun traktement al gehad?
Nog eventjes op de pyjama’s al aan en dan een klein weesgegroetje voor het slapen gaan.

We eten witte mik met hagelslag, zitten samen aan de thee.
Ik vind het zo fijn dat ik hier spelen mag, zeg mag ik morgen ook mee?
Naar de Maas of naar de Efteling, waar ik ieder sprookje ken.
Het zijn die mooie kinderjaren, waarvoor ik u dankbaar ben.

Nee ik ben niet geinteresseerd in Napoleon of Rome,
en het maakt mij niet uit wat Churchill ooit deed.
En als het dan echt moet, laat iedereen hier dan maar komen
Als ik u, Mevrouw van de Elzen maar nooit vergeet…

Ze komt vast niet in een geschiedenisboek maar woont voor altijd in mijn hart.
Mevrouw van de Elzen, van de Loopkantstraat.

Edwin Schimscheimer: Zang, Gitaar, Piano, Keyboards & Video Clip
Erik Roobaard: Basgitaar
Martin Gort: Percussie
Esther van Kommer: Backing Vocals
Andre Sommer: Steel Guitar
Bob Schimscheimer: Drums
Franck van der Heyden: El. Gitaar & Mixage.

Met dank aan Sander Bos.